donderdag 17 december 2015

De geest van een kind

Toen ik een jaar of 10 was zei ik tegen mijn vader, 'om soldaat te zijn moet je eigenlijk wel een beetje dom zijn' . Mijn vader zat in het leger en heeft het tot zijn 80-ste nog vaak herhaald. Hij vond het duidelijk niet leuk. Eerlijk gezegd wist ik op dat moment zelf niet waar die opmerking vandaan kwam. Het was een spontane opmerking, die ook zeker niet persoonlijk tegen hem gericht was. Het was de tijd van de koude oorlog en wij waren gestationeerd in West-Duitsland (de Bondsrepubliek Duitsland), vlak bij de grens met Oost-Duitsland, dat officieel de Duitse Democratische (!) Republiek heette. We zaten daar omdat de Russen wel eens zouden kunnen komen en met hen de Polen, Oost-Duitsers en Tsjechoslowaken, allemaal hele gevaarlijke mensen. Op het schoolplein speelden we wel eens 'De Russen komen'. Mijn vader deed dat ook, maar dan beroepsmatig, met zijn collega's van het Nederlandse leger en het even verderop gestationeerde Engelse leger. Dat heette dan een oefening en had een mooie naam zoals 'operation Red Devils'. Dat laatste verzin ik. Als 10 jarige was ik tot de conclusie gekomen dat vechten geen zin had. Waarom, had ik je niet kunnen vertellen. Het was gewoon niet goed punt.
Blijkbaar hebben we als kind nog toegang tot een bepaalde spontaniteit en wijsheid, die we later kwijtraken, omdat de volwassenen ons niet begrepen. Zoals mijn vader mijn opmerking niet begreep. Als kind fiets je met je driewielertje al schaterend van plezier door de plassen en nog een keer en nog een keer, totdat je helemaal nat en vies bent. Als ik dat nu zou doen als bijna 53-jarige zou ik letterlijk voor gek verklaard worden. Maar wie is er eigenlijk gek? Als kind worden we uitgelachen voor onze zogenaamde domme opmerkingen en zelfs bestraft als we al te spontaan zijn. Langzaam passen we ons dan aan aan de regels en normen die gelden en de verwachtingen die anderen van ons hebben. Het is ook niet vol te houden om je te verzetten tegen mensen die van je houden en van wie jij houdt. Op een gegeven moment doe je wat ze van je verwachten, soms ook helemaal het tegenovergestelde, dat is dan rebelleren. Hoe het ook zei, langzaam maar zeker raak je je spontaniteit kwijt en daarmee ook de capaciteit om spontaan te handelen vanuit een niet-weten in een situatie die een appèl op je doet.
Als kind ben je nog heel dicht bij je oorspronkelijke zelf, dat verbonden is met de wereld en vertrouwen heeft in-zich-zelf. Vertrouwen, omdat je niet eerst gaat wikken en wegen wat goed is om te doen in een bepaalde situatie. Je bent niet bezig met wat anderen er van vinden, of wat de uitkomst van je handelen zal zijn. Maar al heel gauw wordt dat vertrouwen de grond in geboord door de reacties van de volwassenen. Het vertrouwen slaat om in angst. Kijk maar om je heen. We leven in een wereld van angst. Er is angst voor terroristen. De terroristen hebben angst voor ons. Er is angst voor vluchtelingen. Er is angst voor de mensen die de vluchtelingen welkom heten. Er is angst voor de mensen die tegen de mensen zijn die de vluchtelingen welkom heten.

En vechten, zou dat helpen?
Ik was 10 jaar, geen bijzonder jongetje, ook niet bijzonder slim. Ik wist nog niet veel, zeker niet over het leven. Misschien waren dat juist de goede voorwaarden om een diep inzicht te hebben. Ik zou het ook niet 'mijn' inzicht willen noemen. Het is het soort inzicht dat zich openbaart als de deur naar je oorspronkelijke zelf openstaat. Het is het zelf van groot vertrouwen, niet gebaseerd op kennis over de wereld, over mezelf, of over religie. Als volwassenen moeten de meesten van ons vrij lang op een kussentje zitten voordat die deur weer opengaat. De deur forceren helpt namelijk niet. Geweld helpt niet. Je kunt alleen maar wachten in groot vertrouwen. Dat kan somber klinken in de oren van iemand die resultaat gericht is. Echter als je wacht en groot vertrouwen hebt, dan heb je alle tijd om in vrijheid je leven te leiden. Je gewone dagelijkse leven.