dinsdag 21 april 2015

Voor het welzijn van alle levende wezens

Meestal identificeren wij ons met het hysterische stemmetje in ons hoofd. Dat stemmetje projecteert ons wereldbeeld op een wit doek ergens in ons hoofd. Dat stemmetje en dat beeld zien we als ons ware zelf. Vaak zien we het ook als een diepzinnig zelf, dat door anderen niet altijd op zijn waarde wordt geschat. Ze zien niet hoeveel diepgang we eigenlijk hebben.

Het deel van ons bewustzijn dat naar buiten kijkt en luistert, naar de vogeltjes, de bomen, andere mensen, dat deel zien we vaak als het oppervlakkige deel van ons bewustzijn en niet als onze ware natuur. De Boeddha zei dat we een ‘op-zijn-kop’ beeld van de werkelijkheid hebben. We verzinken liever in onze diepzinnige gedachten dan dat we hier-en-nu naar de vogeltjes luisteren. Steeds zijn we liever ergens anders, nl op het witte doek in ons hoofd, dan waar we werkelijk zijn.
Hoe is het om iemand te ontmoeten die liever ergens anders is?
We zijn liever niet aanwezig met wat er hier-en-nu is, omdat we het niet herkennen als ons ware zelf.
Hetzelfde mechanisme werkt als we de krant lezen. We lezen wat IS (islamitische staat) aanricht en denken ‘dat is afgrijselijk, dat is meer dan ik kan verdragen’ en we gaan snel het volgende artikel lezen. Dat gaat over de overval op een winkelier en we denken ‘dat is verschrikkelijk’ en we gaan het volgende artikel lezen. Dat gaat over de opwarming van de aarde en de gevolgen daarvan en we denken, ‘dat mag toch niet, dat is rampzalig’. We lezen verder, over het kappen van de regenwouden en denken ‘weten de mensen dan niet beter?’ We vouwen snel de krant op, of sluiten onze ipad af.
In al deze gevallen besluiten we, vaak onbewust, dat het niets met ons te maken heeft. Ons ware zelf is, althans dat denken we, die projectie in ons hoofd en niet dat wat nu op dit moment aan de hand is. Daar hebben we niets mee te maken. Zo raken we het contact met de werkelijkheid kwijt.

De Boeddha zei al dat zijn tijdgenoten het contact met de natuur kwijtraakten. Zelf trok hij zich de helft van het jaar terug in het woud, om te mediteren. Hij adviseerde zijn monniken hetzelfde te doen.

Misschien is het wat kort door de bocht, maar ik denk dat hetzelfde mechanisme (het hebben van een 'op-zijn-kop' wereldbeeld) onze kleine en grote problemen veroorzaakt. Doordat we een verkeerd beeld van de werkelijkheid hebben identificeren wij ons met die projectie in ons hoofd. Als we zouden zien dat het vogeltje, het tjilpen, de boom, het regenwoud, de aarde met de opwarming erbij, die ander, die we misschien als vijand zien, dat dat allemaal ons ware zelf is. We zouden dan meer als de gepoetste spiegel zijn die de werkelijkheid reflecteert zoals zij is, zonder voorkeur, zonder afkeur, zonder goed, of kwaad, zonder grenzen, zonder ‘ik’ en zonder ander. Als we de werkelijkheid zo zouden ervaren, zouden we stap voor stap de oplossingen voor onze problemen kunnen implementeren. Daar is een transformatie van bewustzijn voor nodig, daar zitten we voor op het kussen. De oplossingen kunnen we niet van te voren bedenken en uitonderhandelen. Als dat kon hadden we dat al lang gedaan en waren het geen problemen geweest.

Als de Boeddha zijn monniken aanspoorde om in het woud te gaan mediteren zei hij: ‘doe dit voor het welzijn van alle levende wezens.’

De bagage die je opdoet met je meditatie neem je mee de wereld in en het doet toch iets denk ik.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten