Eén van mijn meest dierbare koans komt
niet uit een koan collectie, maar het is deze tekst van meester Bassui.
Bassui (1327 – 1387)
Als je je wilt bevrijden van het lijden van samsara, moet je de directe weg
leren om een Boeddha te worden. Deze weg is niets anders dan de realisatie van
je eigen geest. Nu, wat is deze geest? Het is de ware natuur van alle levende wezens,
die bestond voor onze ouders geboren waren en vandaar vóór onze eigen geboorte
en welke heden onveranderlijk en eeuwig bestaat. Vandaar dat zij genoemd wordt
mijn gezicht vóór mijn ouders geboren waren. Deze is intrinsiek puur. Wanneer
wij geboren worden, wordt zij niet opnieuw geschapen en wanneer wij sterven zal
zij niet vergaan. Het kent geen onderscheid van mannelijk of vrouwelijk, noch
heeft zij de kleuren van goed en slecht. Zij kan met niets vergeleken worden.
Daarom wordt het Boeddhanatuur genoemd. Toch ontspringen talloze gedachten aan deze zelfnatuur, zoals golven rijzen in de oceaan of zoals beelden
gereflecteerd worden in een spiegel.
Als je je eigen geest wilt realiseren,
moet je eerst naar de bron zoeken waaruit gedachten voortvloeien. Terwijl je
slaapt, werkt, staat of zit, vraag je je grondig af: ‘Wat is mijn eigen geest?’
met een intens verlangen deze kwestie op te lossen. Dit noemen we ‘training’ of
‘beoefening’ of ‘verlangen naar waarheid’ of ‘verlangen naar realisatie’. Wat
we zazen noemen is niets anders dan het kijken in onze eigen geest. Het is
beter je eigen geest toegewijd te onderzoeken dan talloze sutra’s of mantra’s
elke dag jarenlang te reciteren. Dat zijn slechts formaliteiten. Want het
onderzoeken van de geest leidt uiteindelijk tot verlichting. Welk van de tien
slechte daden of van de vijf doodzonden je ook gedaan hebt, als je je geest
naar jezelf toekeert en je jezelf verlicht, word je ogenblikkelijk een Boeddha.
Maar denk niet dat je zonden kan begaan terwijl je vertrouwt op het
vooruitzicht van verlichting. Noch verlichting, noch een Boeddha kan een
persoon redden die, zichzelf voor de gek houdend, slechte wegen bewandelt.
Stel, een kind slaapt naast zijn ouders
en droomt dat het geslagen wordt of dat het heel erg ziek is. De ouders kunnen
het kind niet helpen hoezeer het ook lijdt, want niemand kan de dromende geest
van een ander binnengaan. Als het kind zichzelf kon doen ontwaken, zou het
bevrijd zijn van zijn automatisch lijden. Op dezelfde wijze, wie zich realiseert
dat zijn eigen geest Boeddha is, bevrijdt zich direct van het lijden dat
ontstaat uit onwetendheid met betrekking tot de onophoudelijke verandering van
geboorte en dood. Als een Boeddha het kon verhinderen, denk je dat hij het zou
toestaan dat ook maar één levend wezen in de hel zou belanden? Zonder
zelfrealisatie kan men dergelijke dingen niet verstaan.
Wanneer je jezelf afvraagt: wie is de
meester die op dit moment ziet met zijn ogen en hoort met zijn oren, die zij
handen optilt en beweegt met zijn voeten, dan weet je dat dit functies zijn van
de geest, maar niemand weet precies hoe zij uitgevoerd worden. Men kan beweren
dat achter deze handelingen geen entiteit is, toch is het duidelijk dat zij
spontaan verricht worden. Of men kan stellen dat zij acties zijn van een
bepaalde entiteit; toch is deze entiteit onzichtbaar. Als men deze kwestie als
ongrijpbaar ziet, zullen alle pogingen een antwoord te bedenken stranden en men
weet niet meer wat te doen. In deze gunstige staat verdiept en verdiept zich het
verlangen, moeiteloos tot het extreme toe. Wanneer het diepe vragen doordringt
tot op de bodem en die bodem wordt opengebroken, dan zal niet de minste twijfel
overblijven dat je eigen geest Boeddha, het uitgestrekte lege universum, is.
Dan zal er geen angst zijn over leven en dood en is er geen waarheid meer om
naar te zoeken.
In een droom kan je verdwalen en je weg
naar huis verliezen. Je vraagt iemand om je de weg te wijzen of je bidt tot God
of de Boeddha’s om je te helpen, maar je kan nog steeds niet thuis komen. Maar
wanneer je jezelf uit die droomtoestand wekt, ontdek je dat je in je eigen bed
ligt en realiseer je dat de enige weg om thuis te komen is jezelf te doen
ontwaken. Dit spiritueel ontwaken wordt genoemd ‘het terugkeren naar de
oorsprong’ of de ‘wedergeboorte in het paradijs’. Het is een soort innerlijke
realisatie die bereikt kan worden met enige training. Feitelijk al degenen die
van zazen houden en dit beoefenen, hetzij leken hetzij monniken, kunnen tot
deze uiteindelijke ervaring komen. Maar zelfs een gedeeltelijk ontwaken kan
zonder de beoefening van zazen niet verkregen worden. Je zou trouwens een
serieuze vergissing begaan als je zou veronderstellen dat dit ware verlichting was
waarin er geen twijfel meer bestond over de aard van de werkelijkheid. Dat zou
te vergelijken zijn met iemand die koper gevonden heeft en zijn verlangen naar
goud opgeeft.
Bij een dergelijke realisatie onderzoek
jezelf zelfs meer intens op deze wijze: ‘Mijn lichaam is als een schim, als
bubbels op een stroom. Mijn geest, wanneer deze in zichzelf kijkt is als een
vormloze, lege plaats, toch worden er ergens binnen in klanken waargenomen. Wie
hoort? Zou je op deze manier in diepe absorptie jezelf onderzoeken zonder de
intensiteit van je inspanning te verminderen, dan zal je rationele geest
uitgeput raken en alleen het vragen zal op het diepste niveau overblijven.
Tenslotte zal je het bewustzijn van je eigen lichaam verliezen. Je lang
vastgehouden concepten en ideeën zullen na al dat vragen verdwijnen, zoals elke
druppel water verdwijnt uit een kuip waarvan de bodem opengebroken is en
volkomen verlichting zal volgen zoals bloemen plotseling gaan bloeien op een
kale boom.
Met een dergelijke realisatie bereikt
je ware bevrijding. Maar werp zelfs nu herhaaldelijk weg wat gerealiseerd is,
keer terug naar het subject dat zich realiseert, dat is naar de wortel bodem en
ga resoluut verder. Je zelfnatuur zal helderder worden en meer transparant naarmate
je illusoire gevoelens verdwijnen zoals een juweel aan straling wint door het
herhaalde polijsten totdat het op het laatst het gehele universum verlicht.
Twijfel hier niet aan! Wanneer je zazen
doet, veracht noch koester de gedachten die oprijzen; zoek slechts je eigen
geest, de werkelijke bron van deze gedachten. Je moet begrijpen dat alles wat
in je bewustzijn verschijnt of gezien wordt door je ogen een illusie is, geen
blijvende realiteit. Daarom moet je niet bang zijn, noch gefascineerd zijn door
dergelijke verschijnse-len. Als je je geest leeg houdt als de ruimte,
onaangedaan door uitwendige zaken, dan kunnen geen kwade geesten je verstoren zelfs
niet op je doodsbed. Echter, terwijl je zazen doet, houdt aan geen van deze
adviezen vast. Je moet slechts de kwestie worden ‘Wat is deze geest?’ of ‘Wat
is het dat deze klanken hoort’. Wanneer je deze geest realiseert zal je weten,
dat zij de werkelijke bron is van alle boeddha’s en alle levende wezens. De
bodhisattva Kanzeon wordt zo genoemd omdat zij verlichting bereikte door het
horen van de klanken van de wereld rondom haar.
Onder het werken, bij het rusten, stopt
nooit met het proberen te realiseren wie het is die hoort. Terwijl je doorgaat
zal je het zicht verliezen op de luisteraar, zal je in een impasse geraken en
de richting kwijtraken. Toch worden op dat moment klanken gehoord, dus ondervraag
jezelf op een nog dieper niveau: ‘Wat is het dat hoort’? Tenslotte zal elk
spoor van zelfbewustzijn verdwijnen en zal je je als een wolkeloze hemel
voelen. Binnenin jezelf zal je geen ‘ik’ vinden, noch iemand ontdekken die
hoort. Deze geest is als de leegte en toch heeft het geen enkele plek die leeg
genoemd kan worden. Deze staat wordt abusievelijk vaak gehouden voor
zelfrealisatie. Maar ga door met nog intensiever te vragen: ‘Nu, wie is het die
hoort?’ Als je dieper boort in deze vraag, al het andere vergetend, zal zelfs
dit gevoel van leegte verdwijnen en zal je onbewust zijn van alles – totale
duisternis zal overblijven. Stop hier niet maar ga door met vragen met alle kracht
‘Wat is het dat hoort?’ Slechts wanneer je volledig de vraag uitgeput hebt, zal
het vragen openbarsten. Dan voel je je als een mens die van de dood terugkeert.
Dit is ware realisatie. Je zal de Boeddha’s van alle werelden zien van
aangezicht tot aangezicht en alle vroegere en huidige patriarchen. Test jezelf
met deze koan: Een monnik vroeg Joshu: ‘Wat is de betekenis van Bodhidharma’s
komst naar China?’ Joshu antwoordde ‘De cypres in de tuin.’
Wekt deze koan de geringste twijfel,
dan moet je het vragen hernemen. ‘Wat is het dat hoort?’
Als je niet tot realisatie komt in het
huidige leven, wanneer dan wel? Wat hindert je realisatie? Niets dan je eigen
halfhartige verlangen naar waarheid. Denk hieraan en span jezelf in tot het
uiterste.